dinsdag 17 november 2009

The chromosone divides, multiply and thrive. And the strong survive - The sequel

Ik had mijn vraag over Darwin, evolutietheorie, natuurlijke selectie en autisme voorgelegd aan een reeks wetenschappers. Hieronder mijn vraag en (de aanzet tot) antwoord.

Vraag:

Er wordt tegenwoordig veel gesproken over Darwin, de evolutietheorie en de natuurlijke selectie. Vele zaken worden ook uitgelegd in dit licht. Maar ik vraag me af hoe men autisme in dit licht kan uitleggen. Omdat men vaak beweerd dat autisten tegenwoordig niet zo succesvol zijn in het leven. Iedereen spreekt over sociale contacten die belangrijk zijn en dat het voordelen heeft om in groep te leven. Autisten zijn echter mensen die niet zo goed zijn in sociale contacten of samenleven in groep. Bovendien hebben ze ook problemen met communicatie, iets wat de mens toch ook zo succesvol maakt. Waarom heeft hier de natuurlijke selectie dan niet gespeeld en zijn we het autisme in de loop der jaren niet kwijtgespeeld? Heeft autisme dan degelijk wel zijn biologisch of evolutionair nut?

Antwoord:

Ik denk niet dat hier een pasklaar antwoord op bestaat (over de evolutietheorie op zich kan er ook gediscussieerd worden), maar ik vind het wel een interessante vraag en wil hier graag mijn visie op doorgeven.

In de evolutietheorie is er zowel een positieve als een negatieve selectie mogelijk: een eigenschap die negatief is voor de voortplantingskansen van een individu of voor de overlevingskans van het nageslacht wordt in principe weggeslecteerd. Terwijl een eigenschap die zorgt voor meer overlevende nakomelingen meer verspreid geraakt in de populatie.

Bij autisme zit het iets ingewikkelder in elkaar: iemand bij wie autisme wordt vastgesteld kan in veel gevallen (afhankelijk van hoe zwaar de symptomen zijn) wel voldoende sociale contacten onderhouden om bijvoorbeeld een partner te vinden en kinderen te krijgen, dus is de selectiedruk niet zo groot.

Anderzijds is er geen één autisme gen gekend, en is de precieze biologische oorzaak (als er al een eenduidige oorzaak is) niet gekend: misschien komen in bepaalde personen toevallig een aantal variaties van genen samen die voor autisme verantwoordelijk zijn. Autisme is dus niet op dezelfde manier erfelijk als bvb blauwe ogen.

Daarnaast geeft autisme voor sommige mensen ook voordelen om bvb professioneel meer succes te boeken, en professioneel succes is op zich "aantrekkelijk", zodat er op deze manier mogelijk een voordeel is naar het nageslacht toe. Dit zou dan een positieve selectie kunnen teweegbrengen

Het is dus zeker geen zwart wit verhaal, aangezien autisme op zich heel complex is en in veel gradaties voorkomt. Ik denk dat er over deze vraag nog heel wat meer gediscussieerd kan worden, maar hoop dat je aan mijn antwoord alvast iets hebt.

woensdag 11 november 2009

The chromosone divides, multiply and thrive. And the strong survive.

Iemand die ik zeer graag hoor vertellen en van wie ik ontzettend graag artikels lees, is Dirk Draulans. Momenteel zit de bioloog-journalist aan boord van de klipper Stad Amsterdam om het programma Beagle, in het kielzog van Darwin te maken. Dit programma, dat te volgen is op Nederland 2, Canvas en internet, doet de reis van Charles Darwin nog eens over en vertelt het verhaal van Darwin, zijn evolutietheorie en vertelt hoe het met de wereld van vandaag gaat. We kunnen de evolutietheorie moeilijk naast ons neer leggen. Wat uit het programma vaak blijkt en wat ook vaak uit artikels van Dirk Draulans voorkomt, is het feit dat de evolutie ervoor zorgt dat kwalijke effecten verdwijnen en dat sterke effecten overleven. Zo zijn we als mens onze staart verloren, maar aan de andere kant is het vaderschap wel behouden gebleven.

Waar ik eigenlijk nog weinig over gelezen heb, is hoe het eigenlijk zit met autisme en evolutie. Er wordt vaak gezegd dat autisme een genetische factor bevat. We zien dat bepaalde families meer getroffen worden door autisme dan anderen. Ook Hans Asperger merkte dit op en sprak al van een genetische oorsprong. Momenteel wordt er nog volop gezocht naar die genen die autisme bepalen. Zo hoopt men meer inzicht te krijgen in hoe autisme precies werkt. Dat heeft zeker zijn nut. Maar ik stel mij in het licht van de evolutietheorie echter de vraag waarom autisme het in de loop der jaren heeft overleefd en wat de functie van autisme dan wel heeft.

Ik stel mij die vraag omdat autisten hedendaags toch niet als succesvolle mensen worden afgeschilderd. Over het algemeen gaat het toch vooral over de problemen van autisten en hoe dat ze niet in onze maatschappij passen, dat ze niet succesvol zijn op het vlak van relaties, werk, leven, …. En toch. Als autisme een genetische oorsprong heeft, dan moet het toch als een succesvol iets worden gezien. We zijn het niet als onze staarten kwijt gespeeld, integendeels zelfs, we dragen de genen zelfs over op onze kinderen, kleinkinderen, enz. In de strijd van de survival of the fittest moeten de autismegenen wel tot de fittest behoren.

Nu kan vaak Dirk Draulans perfect vertellen waarom we bepaalde genen en evolutionaire gedragingen zijn blijven behouden of waarom bepaalde diersoorten of plantensoorten het blijven overleven en anderen juist niet. Maar ik heb nog nergens iets gelezen waarom autisten het blijven overleven. Ik heb nog nergens een verklaring gelezen waarom autisme blijft bestaan als concept. Dat blijft een groot vraagteken en dat houdt mij eigenlijk wel bezig. Omdat ik juist wil weten wat de sterkte van autisme precies is.

De vraag komt dus bovendrijven omdat we juist als niet succesvol worden aanzien en ik daar aan twijfel. Maar dan is natuurlijk de vraag wat we nu juist onder succes moeten verstaan. En ik heb de indruk dat de moderne versie van succes betekent dat je een prachtige relatie hebt, liefst bezegeld met twee kinderen, dat je veel vrienden hebt en een uitgebreid sociaal leven, dat je een schitterende carrière uitbouwt met maatschappelijk aanzien en veel geld, dat je materialistisch succesvol bent met een mooie wagen, een mooi huis, een groot flatscreen, … In die definitie van succes zijn we als autisten natuurlijk niet echt succesvol.

En toch blijf ik dit wat oneerlijk vinden, zeker als we het dan op biologisch vlak bekijken. Er is iets in ons autisten, in onze genen, dat zo sterk is dat we blijven overleven of dat onze genen het blijven overleven en dat we dit overdragen op volgende generaties. Onze bijzondere kijk op de dingen moet toch iets zinvols zijn dat we dit blijven overdragen op onze kinderen. En misschien redden we en hebben we het wat moeilijker in deze tijden, toch hebben we ook een sterke overlevingsdrang en denk ik niet dat we autisme in de vele komende generaties gaan verliezen. Anderzijds is het ook ietwat oneerlijk als we het kijken op historisch vlak. Want we worden nu wel als onsuccesvol aanzien, maar aan de andere kant worden aan steeds meer belangrijke (en succesvolle) historische figuren autisme toegeschreven. Denken we maar aan Michelangelo, Einstein, Isaac Newton, ... en de lijst lijkt elk jaar wel te groeien en groeien.

Ik weet dat deze discussie sommige autisten ertoe aanzet zichzelf als een superieur ras te bekijken, om zichzelf beter dan de gewone mens te voelen. Die paden wil ik helemaal niet betreden omdat ik het er niet eens mee ben. Maar toch vind ik dat het ook eens gezegd mag worden dat autisme als biologisch concept wel succesvol blijkt te zijn. Over de redenen hiervoor moet er nog meer onderzoek worden verricht en mag ook eens belicht worden. Ik weet dat we nog volop bezig zijn om autisme te leren doorgronden en begrijpen. En misschien komt die dag er wel ooit. Maar dan zal meteen de volgende vraag zijn. We weten hoe autisme werkt, welke genen er een rol spelen, welke biologische processen er zich afspelen, … maar waarom gebeurt dit allemaal en waarom blijft dit gebeuren?

zaterdag 7 november 2009

It's time to deal with the hypocrite

Het werk bezie ik soms als een laboratorium, een plaats waar ik dingen kan observeren en probeer menselijke relaties te bekijken en te onderzoeken en een Theory of Mind te ontwikkelen. Een werkplaats heeft eigenlijk ook echt iets van een laboratorium, want in vele gevallen kom je terecht in een groep van mensen waarvoor je niet zelf gekozen hebt. Je kiest niet de mensen met wie je samenwerkt, je wordt er gewoon in gedropt en moet proberen om samen te werken en samen te leven. Het heeft toch iets kunstmatig, vaak ook de relaties die er onderling ontstaan. Je hebt wel collega’s die vrienden worden, maar vaak is de relatie gewoon professioneel. Maar dan nog is het interessant om te kijken hoe mensen met elkaar omgaan.

En dat is helaas niet altijd even positief. Soms ontstaat er ook conflicten, die kunnen uitgroeien tot ruzies. En dat was deze week het geval op mijn werk. Het was duidelijk dat er al een tijdje iets sluimerde tussen twee collega’s (eigenlijk ex-collega’s omdat het kantoor waar ik werk is gesplitst en zij nog tot midden volgende maand in hetzelfde gebouw blijven zitten). Het kwam de voorbije weken al een paar keer tot een aanvaring, maar donderdagmiddag kwam er een grote clash en ontstond er een ruzie. De achtergrond van de ruzie ken ik niet echt en de aanleiding van de ruzie was blijkbaar onbeduidend, maar werd wel aangegrepen om blijkbaar een lang opgekropt gevoel tot uiting te laten komen. Bovendien was ik er ook fysiek niet bij toen het gebeurde, dus ik kan niet echt zeggen wat er allemaal precies is gebeurd. Het resultaat was wel dat andere personen die er wel bijwaren de plaats ontvluchtten en dat nadien één van beide collega’s duidelijk aangeslagen en met tranen in de ogen ook wegliep.

Natuurlijk werd er door anderen hierover wat gepraat en gegist naar oorzaken en zo en had iedereen zijn mening over de ruzie, maar iedereen besefte dat het tussen die twee personen ging en dat niemand zich daarmee kon moeien. Maar in de nasleep van de ruzie zijn er toch dingen die ik niet echt goed begrijp. Zo hoorde ik vrijdagochtend nog dat de ene collega de andere collega nog zorgvuldig aan het fileren was tegenover anderen en zichzelf nog enorm aan het goed praten was. Blijkbaar had zij geen fout aan de ruzie, terwijl anderen haar duidelijk aangeven als bron van het kwaad. Maar het rare is dat wanneer de andere collega dan toch op kantoor verschijnt er ineens ontzettend schijnheilig wordt gedaan. Raar genoeg gingen ze zelf ’s avonds nog met andere collega’s iets drinken en zijn ze vanavond ook tezamen op stap.

Dat zijn altijd momenten die ik niet goed kan vatten. Je hebt een ruzie gehad, een enorme ruzie waarbij blijkbaar elkanders gevoelens echt gekwetst moeten zijn dat men bijna in tranen uitbarst. En ’s morgens zit je de andere collega nog ontzettend zwart te maken, maar éénmaal half negen doet men alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Integendeel zelfs, men verbergt de ruzie en doet alsof men nog goed met elkaar kan omgaan. Dat vind ik zo raar en dat ik kan ik niet goed begrijpen. Ruzie is toch ruzie en dat verdwijnt toch niet op één-twee-drie. En waarom mag je niet tonen dat je boos bent op elkaar, maar moet je schijnheilig doen alsof er niets aan de hand is. Let op, ik pleit er niet voor dat men alle dagen ruzie maakt, maar waarom altijd tegen uw gevoel in gaan.

Misschien vind ik het allemaal zo raar, omdat ik zelf niet goed ruzie kan maken. Vooral in het gedeelte daarna en het goed maken, heb ik geen kaas gegeten. Maar als ik ruzie heb, is dat helemaal niet op één-twee-drie gedaan. Vaak blijft dit een ontzettend lange tijd nasluimeren. Ik heb tijd nodig om ruzies te verwerken, veel tijd. En in al die tijd blijf je aan mij zien en merken dat ik boos ben. Ik kan dat niet, om op zo’n moment een ruzie weg te denken en te doen alsof ze nooit is voorgevallen. Daarnaast vind ik dat als anderen dat doen, zoals die twee (ex-)collega’s, zelfs ontzettend verwarrend. Want het ene moment doen ze “normaal” tegenover mekaar en op het andere moment, vaak als ze alleen zijn, zitten ze de andere als het slechte af te schilderen. Dat is toch niet met elkaar te rijmen.

Het is één van de dingen die ik geleerd heb op de werkplaats als laboratorium. Mensen laten weinig tonen wat ze echt denken en voelen. Vaak moet je altijd gissen naar de werkelijke bedoelingen van daden en uitspraken. En dan kom je soms eens voor verrassingen te staan. Want je kan met veel denkwerk en logisch redeneren wel heel wat achterhalen, maar niet alles omdat mensen vaak het achterste van hun tong niet tonen. En dan blijkt een collega het toch niet zo te hebben voor een andere collega. En meteen ben je verbaasd hoe mensen zo goed komedie kunnen spelen. Of hoe ze schijnheilig kunnen doen. Je kan dit soms nog verklaren met de uitleg dat ze de sfeer niet willen verpesten of anderen niet willen kwetsen (en zelf pas ik ook wel eens toe voor die redenen), maar in andere gevallen houdt het geen steek. Zoals bij die ruzie. Waarom blijven schijnheilig doen en elkaar gezelschap blijven opzoeken, ook na het werk, onder het mom van de sfeer terwijl dit duidelijk niet het geval is? Waarom kunnen mensen op zulke momenten niet eventjes eerlijk zijn en zeggen dat het even niet klikt tussen beiden? Is dat zo erg?

zondag 1 november 2009

The Logical Song

De afgelopen weken heb ik het boek Een gesloten boek van Peter Vermeulen gelezen, een boek over autisme en emoties. Een noodzakelijk boek blijkt nu, omdat het heel wat dingen verheldert en een uitleg geeft van hoe ik in elkaar zit. Eén van de problemen waar ik veel vragen over had, was hoe het eigenlijk zit met die Theory of Mind. Je leest in bijna alle boeken over autisme dat wij als autisten een tekort aan Theory of Mind hebben. We zijn vaak blind voor de gevoelens van anderen, beseffen te weinig dat anderen eigen gedachten, wensen, gevoelens, e.d. hebben. We kunnen ons moeilijk verplaatsen in de gedachtenwereld van iemand anders. Wanneer ik dit lees, wringt het altijd bij mij. Want ik kan daar voor een stukje in meegaan, maar toch maakt het tekort aan Theory of Mind mijn puzzel niet compleet, integendeel zelfs.

Ik ben mij er wel van bewust dat anderen gevoelens hebben en ja, soms zit ik met mijn gevoel ook juist en “weet” ik wat anderen voelen en kan er een soort van empathie ontstaan. Dus die theorie verklaart toch niet alles? Peter Vermeulen zet in zijn boek de theorie op zijn kop. Normaal begaafde autisten hebben geen tekort aan Theory of Mind, maar ze zijn de enige die een Theory of Mind hebben. Wat hen vaak ontbreekt is een intuition of mind. Ze voelen de dingen soms niet of niet juist aan. Maar ze zitten vaak juist met hun reactie omdat ze de dingen berekenen, terugvallen op scenario’s, vroegere ervaringen, …. Ze voelen het dus niet aan, maar ze berekenen het wel juist.

In deze stelling kan ik mij meer terugvinden en het geeft een betere verklaring waarom ik zo in elkaar zit. Ik moet inderdaad zeggen dat het reageren op andere mensen voor mij op een meer logische manier gebeurt. Ik overdenk heel veel situaties, denk hoe anderen hierop reageren of wat de gepaste manier is om te reageren en denk dan na hoe ik dit kan toepassen. In feite is mijn brein voortdurend bezig om berekeningen te maken. Geen wonder dus dat ik vaak alleen wil zijn, om mijn hersenen wat rust te geven. Maar dan ben ik vaak al komende situaties aan het overdenken of ben ik bezig om mijn encyclopedie van gevoelens, reacties, gedachten aan het uitbreiden door het lezen van boeken of bekijken van films en televisie.

Dat maakt dus dat ik gepast kan reageren of door deductie het juiste gevoel van een andere persoon kan raden, maar vaak zorgt er dit niet voor dat ik er nu ook iets bij voel. Ik weet dat je u zo moet voelen in situatie A, maar vaak blijft dat gevoel uit of kan ik het niet bij mezelf herkennen. Ofwel komt het gevoel in overvloed. Ik kan de laatste tijd bij het bekijken van films of series overvallen door een groot gevoel van verdriet wanneer iemand sterft. Ik weet niet waar dat vandaan komt en vaak is het na twee minuten weer compleet verdwenen, maar op zo’n moment kan het mij wel overweldigen en vind ik het zeer vreemd.

Emoties zullen altijd iets raars blijven voor mij en ze blijven dus ook voor mij grotendeels een gesloten boek. Maar ik ben blij dat ik nu een betere verklaring heb gevonden dan het tekort aan Theory of Mind. Want dat klopte niet helemaal met mezelf en dat deed me ook vaak twijfelen aan mijn diagnose. Ik heb dus wel degelijk een Theory of Mind en waarschijnlijk zelfs een betere dan niet-autisten.