zondag 28 februari 2010

I have a dream, a fantasy to help me through reality

Ik heb de laatste tijd een droom. Ik loop er al een aantal weken mee rond en ik krijg het maar niet uit mijn hoofd. Ik blijf er maar over (dag)dromen. Ik wil eigenlijk eens een boek schrijven. Of liever gezegd een verhaal vertellen met iemand met autisme of Asperger als centraal personage. Dat is natuurlijk al reeds vele keren voorgedaan. Er zijn enerzijds de autobiografieën van mensen met autisme. Vaak hebben die dat uitstekend gedaan, anders zou dat boek niet echt gepubliceerd worden. Maar ik heb soms het gevoel dat er geen groter verhaal achter schuilt. Men vertelt hoe autisme hun leven beheerst en wat de gevolgen zijn, maar het is allemaal wat fragmentarisch. Autisme zorgt voor dit communicatieprobleem, heeft dat voor invloed op mijn eetgewoonten, veroorzaakt die spanningen binnen een relatie. Het is een beetje zoals mijn blog. Stukje hier en stukje daar en je krijgt wel een goed beeld, maar ik wil iets verder gaan. Ik wil het eigenlijk verwerken als een roman, een fictieboek, een echt verhaal.

Nu, ook dat is niet misschien niet echt origineel, want ook die boeken bestaan al. Alleen heb ik wel het gevoel dat die boeken nooit echt door autisten geschreven worden. Niet dat het daarom slechte boeken zijn of dat men ons verkeerd voorstelt. Ik denk wel dat die auteurs heel wat researchwerk achter de kiezen hebben, dat ze veel over autisme hebben gelezen, dat ze de autobiografieën ook gelezen zullen hebben of dat ze zelfs met autisten gesproken hebben of een autist in hun omgeving kennen. En dan proberen ze al die elementen in hun verhaal te integreren. Maar ze blijven natuurlijk werken met de literaire vrijheid om te doen alsof ze echt weten hoe een autist denkt of zou reageren binnen hun verhaal. Alleen weten ze dat natuurlijk niet echt. Daarom zou ik eigenlijk wel eens zo’n boek willen schrijven.

Waarom? Omdat ik het idee heb, en dat is misschien dom en naïef, dat mensen het zich veel beter kunnen inbeelden hoe een autist denkt en voelt wanneer het gaat over een concreet verhaal waar ze zich zelf ook kunnen inleven. Als ze, net als in een andere roman, deel kunnen uitmaken van het verhaal. Dat kan misschien ook via een autobiografie, maar ik denk dat je in een fictieverhaal meer elementen kan verwerken zodat het meer mensen kan aanspreken. Het is ook gewoon een heel andere manier om mensen met autisme in contact te brengen. Je kan een mooie documentaire maken over autisme dat mensen raakt, maar je kan dat evengoed met een fictieverhaal dat spannend is, ontroerend is, romantisch is, grappig is.

Alleen vrees ik dat het altijd bij een droom zal blijven. Waarom? Een boek schrijven en een fictieboek schrijven is, denk ik, niet zo makkelijk. Je moet natuurlijk eerst een goed verhaal of uitgangspunt en plot hebben en dat heb ik voorlopig nog niet. Maar daarnaast zijn er nog zoveel andere dingen. Hoe bouw ik mijn verhaal op, welke toon sla ik aan, hoe hou ik mijn verhaal boeiend. De hele voorbereiding voor een boek is overweldigend en ik vind dit zo’n hoge berg dat de moed mij al in de schoenen zinkt. Ik krijg al gewoon bij het nadenken erover geen beeld op het groter geheel en ik weet niet wat eerst te doen. Daarnaast denk ik dat mijn autisme ook problemen oplevert qua schrijven. Want ik ben iemand die niet bondig kan schrijven, maar liefst uitvoerig schrijft met veel details. En dat moet er nog bij en dat wil ik zeker nog zeggen, …. Ik denk dan ook dat een boek van mij een beetje onleesbaar is of toch wat onaangenaam is omwille van de veelvoud aan details. Tenslotte kan ik wel zeggen hoe ik denk en hoe ik zou reageren, maar ik zou problemen hebben met de gedachtegang en zeker met de gevoelenswereld van andere en vooral niet autistische personages. Als je al uw eigen gevoelens moeilijk kunt uitdrukken of correct weergeven, hoe moet je dat dan in godsnaam doen voor andere personages. Ook al zijn ze misschien maar fictief en mag je zelf literaire vrijheid toepassen.

Ik vrees dat het dus een droom zal blijven. Wel een plezante droom, want in mijn dromen ga ik eigenlijk nog een stapje verder. Ik zou eigenlijk het boek zodanig willen schrijven dat men er makkelijk een televisieserie van kan maken. Ik ben iemand die veel boeken leest, maar ook ontzettend veel televisieseries bekijkt en ik moet zeggen dat sommige wel inspirerend werken. Dexter bijvoorbeeld is geweldig omwille van hoe men de interne monoloog prachtig in het verhaal verwerkt. Flight of the Conchords zijn dan weer inspirerend omwille van hoe men muziek en komedie combineert, wat dan weer helemaal bij mij past (en bovendien lijken zij ook wel een beetje sociaal gehandicapt). En zo zie ik in elke serie wel dingen die ik in mijn droom integreer in de show die ik voor mijn ogen heb. Ik vrees echter dat die show alleen voor mijn ogen bestemd blijft en dat jullie het nooit zullen ervaren. Misschien een troost, voor jullie is er nog deze blog.

dinsdag 23 februari 2010

You need something warm to embrace to help you put on a smilin' face

Ik vraag me af hoe mensen over mij denken als ze mijn blog lezen. Ik weet dat veel mijn postjes wat donker zijn, negatief, gehuld in zelfmedelijden. Ik denk dat sommigen zich wel eens afvragen of ik niet manisch depressief ben. Misschien ben ik dat ook wel een beetje, want ik ken vele depressieve periodes en gedachten, maar toch is dit niet echt 100% de waarheid. Ik probeer mij daar dan ook tegen te wapenen. Vaak onbewust zelf. Maar als ik naar mezelf kijk, dan zie ik ook iemand die veel lacht, die zich probeert te omringen door positieve dingen, die vaak probeert plezier te hebben. Plezier, weliswaar vaak alleen en op een auti-wijze, maar toch.

Een belangrijke factor daarin is humor. Ik ben iemand die graag lacht en die zelfs veel lacht. En ik lach soms ook om dingen waarvan anderen misschien de humor niet van inzien. Bovendien lach ik ook veel binnensmonds. Ik ben iemand die vaak binnenpretjes heeft en die geen nood heeft om die met iemand anders te delen. Iemand vertelde mij ooit dat ze in mijn ogen pretoogjes zag, iemand die wat ondeugend is. En eigenlijk heeft ze wel gelijk. Alleen komt dit alleen maar tot uiting tot de anderen wanneer ik die anderen ook ken en vertrouw. Zo merk ik dat ik vroeger op school en nu op het werk in het begin ontzettend stil ben totdat ik de omgeving en de personen ken en daarna durf ik al regelmatig eens een grappige opmerking te maken. Of plaag ik ook al vaak eens iemand (al moet ik dan wel een echt gevoel hebben bij die persoon). Al blijft dit natuurlijk wel redelijk braaf. Maar ik moet wel zeggen dat het er wel voor zorgt dat mensen mij een beetje leuk vinden. Allez, dat denk ik toch. Ik wist vroeger dat mijn medestudenten mij altijd een rare vonden en zeker in het begin, maar na een paar weken maakte ik al eens een grappige opmerking, zagen ze dat ik graag en veel lachte en daardoor kon ik mij wat in de groep werken en werd ik “aanvaard”. Of ik zou moeten zeggen dat door wat humor te gebruiken ik ervoor zorgde dat mijn leven niet nog moeilijker werd gemaakt. Want vriendschappen die tot op de dag van vandaag bestaan, zijn er niet uit voortgevloeid. Omwille van de typische autismeproblemen.

Een ander middel om mij tegen voortdurende depressieve buien en gedachten te wapenen, is muziek. Ik denk dat muziek misschien wel het belangrijkste in mijn leven is. Ik denk dat je dit ook merkt aan mijn blog. De titel is niet zomaar gekozen, zelfs de titels van mijn postjes verwijzen naar liedjes. Ik denk dan ook dat je mij ontzettend veel mag afnemen, behalve mijn radio en mijn cd’s. Zonder zou ik hier al lang niet meer rondlopen. Ik merk wel dat er een autikantje aan het beluisteren van mijn muziek zit. Ik luister al jaren naar dezelfde radiozender, gewoon omdat radio = die radiozender en niets anders. Een andere radiozender mag nog dezelfde muziek draaien, maar toch voelt dit niet hetzelfde aan en is de drang te groot om het terug naar de vertrouwde zender te zetten. Daarnaast merk ik dat ik vroeger vaak dezelfde cd afspeelde, telkens opnieuw totdat ik een andere cd had. Dat is nu veel geminderd, waarschijnlijk omdat ik nu meer geld heb waardoor ik meer cd’s tegelijkertijd koop. Maar iets dwong mij altijd om terug diezelfde cd te spelen omdat het juist aanvoelde. Ik heb wel gemerkt dat mijn muzieksmaak in de loop der jaren geëvolueerd is en dat ik bepaalde periodes wel aan een bepaald genre of groep artiesten kan linken, maar ik merk wel dat er altijd een factor “positieve muziek” is. Muziek die iets vrolijks over zich heeft of die mij toch blij maakt. Let op, ik luister ook wel eens naar triestigere muziek en ik heb ook enkele cd’s die wat rustiger zijn of wat zwaarder op de maag liggen, maar over het algemeen zit er een opgewektheid in de muziek die ik beluister.

Als je de rechterkolom van mijn blog bekijkt, dan merk je dat niet alleen muziek een prominente plaats heeft in mijn leven, maar ook televisieseries en boeken. Ook zij zijn een middel tegen depressie en een bron van vermaak. Boeken zijn sowieso iets wat je alleen moet beleven. Je kan moeilijk met zijn twee of drie tegelijkertijd hetzelfde boek lezen. Misschien dat het mij daarom altijd al wat aangesproken heeft. Maar het is ook vooral een vlucht in de fantasie. Ik heb daar al eens in een vorig postje over geschreven. Het is zalig om je te verdrinken in een boek en opgezogen te worden door het verhaal. Op hetzelfde niveau zitten eigenlijk ook televisieseries, omdat ook zij u kunnen opslorpen in een verhaal. Of je hebt de komische reeksen, die natuurlijk een boost tegen donkere gedachten vormen. Ik moet wel toegeven dat die boeken en televisieseries een dubbele functie hebben. Enerzijds vermaak, maar anderzijds probeer ik er ook wat uit te leren wat mij in het echte leven voort kan helpen. Ze vormen een beeld over hoe sociale contacten verlopen en hoe mensen denken. Ik weet natuurlijk wel dat het fictie blijft en een uitvergroting van situaties, maar als je in het echte leven weinig echte sociale contacten beleeft, moet je de mosterd natuurlijk ergens halen. Als is dat niet altijd makkelijk. Vooral niet op het gebied van gevoelens. Een verhaal kan triestig zijn of dramatische wendingen hebben en dat kan mij echt wel raken op dat moment, maar ik merk dat dit vaak vlug voorbij is. Omdat het niet eenvoudig is om de link te kunnen leggen naar mijn eigen leven of naar mijn eigen gevoelens.

Ik weet dat als je aan een NT zou vragen hoe hij probeert fun te hebben of wat hij doet om aan zijn eigen depressieve gedachten te vluchten, dan denk ik dat hij bovenstaande punten ook wel zou opnoemen. Alleen vermoed ik dat zij vooral sociale contacten als belangrijkste wapeningsmiddel zullen noemen. Zij zullen vlugger eens naar een ander persoon toestappen en praten over hun gevoelens, of ze zoeken troost bij een geliefde of ze gaan juist dingen (zoals humor, muziek, film, boek) wel met elkaar delen. Ik merk dat die sociale dimensie bij mij niet of toch weinig aanwezig is. Ik moet het vaak op mijn eentje redden. Daarom ook dat muziek, boeken, series, … voor mij veel belangrijker zijn dan dat ze ooit voor een NT zullen zijn. Ik merk dit ook bijvoorbeeld op mijn werk. Ik word wel eens na een vakantie wat uitgelachen omdat ik alleen maar boeken heb gelezen. Ik hoor anderen ook wel eens schamper vertellen over mensen die in het weekend voor hun televisie zitten en niet naar feestjes, cafés, jeugdbewegingen, … gaan. Ik kan het hun natuurlijk niet kwalijk nemen omdat ze mijn leefwereld niet kennen en zich moeilijk in mijn leefwereld kunnen inleven. Net als ik moeilijkheden heb om mij in hun leefwereld in te leven. Maar dat doet er even niet toe. Het gaat erom dat die dingen voor mij echt belangrijk zijn en dat zij voor mij effectief zijn tegen donkere gedachten. Ze hebben allemaal misschien een autistisch kantje, maar zelfs op een autistische wijze hebben ze hun effect.

zondag 14 februari 2010

I feel so mad, I feel so angry, I feel so callous

Ik begrijp mezelf vaak niet. Dat is knap moeilijk. Ik weet niet waarom ik de dingen doe die ik doe. Of waarom ik soms iets zeg of juist niet zeg. En vaak weet ik ook niet wat ik voel. Ik weet wel wat ik moet voelen, maar daarom voel ik het nog niet. En dat maakt mij vaak kwaad. Soms uiterlijk (vroeger vaker dan nu), maar vooral innerlijk. Ik voel vaak een boosheid en kwaadheid binnen mezelf. En die boosheid geraakt niet weg, ze blijft aan me vreten. Ik kan ze niet kanaliseren en daarom duikt ze op regelmatige tijdstippen terug op.

Als ik naar mezelf kijk, dan merk ik dat die boosheid vaak de motor is van mijn acties, gedachten, houding. Het lijkt wel alsof ik die boosheid nodig heb om verder te kunnen gaan. Neem nu bijvoorbeeld familie om het wat concreter te maken. Ik heb bijna alle banden met mijn familie doorgeknipt of zo lijkt het toch. Dat is niet op één-twee-drie gebeurd, maar het is wel de laatste jaren in een versnelling gekomen. Als ik kijk naar mijn kinderjaren dan probeerde ik mezelf in te passen in de familie en ik vond familie tof en leuk. Maar langzamerhand realiseerde ik mij dat ik toch niet paste in de familie. Ik voelde eigenlijk geen klik. Ik had het gevoel dat ik niet kon doordringen tot hen, maar vooral dat zij niet doordrongen tot mij. En meer en meer voelde ik een kloof en hoe ouder ik werd, hoe dieper en pijnlijker die kloof werd.

Ik begon meer en meer een hekel te krijgen aan hen. Ik voelde de boosheid zich opstapelen. Enerzijds vaak ook door hun gedrag. Want je hebt eikels van broers die zichzelf graag bezig horen en altijd overdreven moeten doen, je hebt schoonfamilie die het niet kunnen laten om zogenaamd met goede bedoelingen u toch maar mooi te kwetsen met hun uitspraken of kritiek, je hebt familie die u niet zien staan, maar toch verontwaardigd zijn als jij dan geen moeite meer doet. Maar anderzijds ook omdat ik begreep dat ik geen familiegevoel heb. Ik weet eigenlijk niet wat dit inhoudt. Ik voel geen broeder- of zusterliefde. Ik sta vaak onverschillig over wat er gebeurd met tantes, meters, peters, …. Ik heb soms het idee dat ze gewoon pionnetjes zijn in mijn leven, misbare pionnetjes. Ze zijn er en dat is een feit, maar als ze er niet zouden zijn, geen probleem. Ik weet dat dit niet is hoe het zou moeten zijn. Familie zou belangrijk moeten zijn en daar zou je zorg voor moeten dragen. Maar alleen ben ik zo verbitterd geraakt dat ik het niet meer voel. En dat maakt mij kwaad.

En het rare en onverklaarbare is dat die kwaadheid niet maakt dat ik juist stappen in hun richting zet, maar juist omgekeerd. Ik neem steeds meer en meer afstand van hen. Zelfs pogingen van hen sla ik gewoon af. En dat houdt geen steek. Ik begrijp het niet en begrijp mezelf niet. De boosheid en kwaadheid die in mij tiert en die elke keer weer opflakkert als ik ze zie of hoor, zorgt ervoor dat ik mezelf steeds meer en meer isoleer en afzonder. En weet je, eigenlijk vind ik dat voor 90% van de tijd zelfs ok. En zelfs dat begrijp ik niet. Wat is er mis met mij? Heeft een leven lang vol ontgoochelingen, boosheid, onwetendheid over het feit dat ik wel eens autisme kon hebben, onbegrip, … mij afgestompt of moet ik leren aanvaarden dat dit deel uitmaakt van mijn autisme? Ik weet het niet. Ik weet alleen dat ik mezelf vaak niet begrijp en dat dit knap lastig is.

zondag 7 februari 2010

I'm so sorry that I've let you down

Ik verga momenteel van de schuldgevoelens. Begin oktober werd een nieuwe medewerker aangeworven in het boekhoudkantoor waar ik werk. Al vroeg had ik vermoedens dat die jongen leed aan autisme. Hij zei geen woord tegen iemand, maakte geen oogcontact, vertoonde weinig emoties op zijn gezicht. Maar toch had ik mijn twijfels. De jongen maakte deel uit van een zaalvoetbalclub, was lid van een carnavalsgroep, leek een heel sociaal leven te leiden, had blijkbaar een goede vriendenkring waar hij regelmatig mee optrok, …. Allemaal dingen die ik niet kon plaatsen en daarom vroeg ik mij af of het misschien andere zaken waren. Hij kwam namelijk op een heel slecht moment in het bedrijf. Het was superdruk, er waren spanningen en niemand had echt tijd om hem echt te begeleiden. En ik dacht dat hij zich misschien uitgesloten voelde en daarom niet echt contact maakte. In december was de drukte voorbij, waren de spanningen opgelost en kwam er een betere sfeer. En de jongen bloeide ook open en probeerde zich te integreren. Ik bleef wel een vermoeden hebben, maar ik dacht dat het wel goed ging komen, ook al mocht hij autisme hebben.

Maar na het eindejaarsverlof keerde ik terug en zag ik terug de jongen van in het begin. Teruggetrokken, geen contact makend, …. Mijn vermoedens werden terug sterker en ik wou hem eigenlijk er eens op aanspreken. Maar ik durfde niet (ik wist ook niet hoe dit aan te pakken zonder hem te kwetsen of in een hoek te duwen) en durfde ook mijn vermoedens niet openbaar te maken tegenover andere collega’s. Andere collega’s waarvan een deel zich dood begon te ergeren aan zijn gedrag. De collega die tegenover hem zat, begon zelfs een beetje te flippen omdat ze zijn gedrag niet langer kon verwerken. Uiteindelijk zou ze zelfs begin deze week vragen aan de bazin of hij niet verzet kon worden omdat ze het niet langer aankon.

Ondertussen bleek ook dat zijn autisme problemen begon te geven op het werk. Er wordt verondersteld dat je wel zelfstandig werkt, maar dat je toch nog een minimum aan communicatie met de andere collega’s aan de dag legt. Als je iets niet weet, dat je het dan vraagt aan een ander. Dat wanneer je werk gecontroleerd moet worden, je dat automatisch zegt of afgeeft aan de persoon die moet controleren. En dat deed die jongen helaas niet, ook al herhaalden we dit voortdurend. Voor elk dossier zei er wel iemand dat hij bij vragen het moest komen zeggen. Maar uiteindelijk moest je altijd zelf het initiatief nemen om te vragen hoe het zat met zijn dossiers. En dat begon natuurlijk mensen te ergeren. Ik moet bekennen dat ik ook wel eens inwendig gevloekt hebt of mijn ergernis aan een andere collega uitte. Uiteindelijk kon de bazin er geen weg meer mee op en heeft ze de jongen deze week ontslagen. Hij moest zelfs helemaal niet meer terugkomen.

Onze verbazing was dan ook groot dat hij de dag nadien toch weer op het kantoor staat. Niemand weet waarom hij er was en wat hij niet verstaan had. Uiteindelijk heeft de baas hem nog eens moeten uitleggen dat hij met onmiddellijke ingang ontslagen was en dat hij dus naar huis moest gaan. Wat een tragisch moment was natuurlijk. Hij gaf toen ook toe aan de baas dat hij licht autistisch was. Maar helaas was het toen al veel te laat.

Sinds dan zit ik natuurlijk met een enorm schuldgevoel. Ten eerste omdat ik nooit de stap heb gezet om hem te vragen of hij autisme had. Hij had dit misschien ontkend, maar als ik zekerheid had, had ik de dingen misschien een andere richting kunnen sturen. Ik zou niet weten hoe, maar misschien had ik hem beter kunnen helpen. Dat is natuurlijk een tweede punt. Ik heb het gevoel dat ik gefaald heb. Ik heb een soortgenoot aan zijn lot overgelaten. Ik heb af en toe natuurlijk wel geprobeerd om een connectie te maken of hem te helpen, maar veel te weinig. Ik was veel te veel bezig met mijn eigen werk en met mezelf bezig stand te houden op het kantoor dat ik te weinig oog had voor hem. Ik zag de problemen wel, maar deed er niets of te weinig aan. Bovendien had ik ook het gevoel dat hij niet veel van mij moest hebben. Ik weet niet waarom, maar misschien stoorde hij zich aan het feit dat ik een ambigu persoon ben op het werk. Tenslotte sla ik mezelf dood dat ik had kunnen twijfelen over zijn autisme. Eigenlijk lag het echt voor de hand, maar toch ontkende ik het. En dat is onvergeeflijk, vind ik van mezelf.

Autisme heeft veel gezichten en ik dacht dat ik als autist het wel zou herkennen. Ik herkende het wel, maar toch was ik niet zeker. Omdat ik teveel de dingen bekeek van mijn perspectief. Ik ga werken en kan mij daar goed doorslaan, maar ik heb daarnaast geen sociaal leven. En dat leek de jongen wel te hebben. Volgens mij was hij toch een paar keer op de week weg van huis en had hij sociale contacten. Ik heb altijd de behoefte om alleen te zijn na het werk en dat zag ik niet in hem. Daarnaast was hij ook een overtuigd carnavalist. Misschien niet verwonderlijk als je in Aalst woont, maar toch…. Het angstzweet breekt mij nu al uit als ik denk aan carnaval, de drukte, het lawaai, de mensen die voortdurend tegen u botsten, het verkleden, de geur van bier en de aanwezigheid van zatte mensen. Hoe kan je als autist dat leuk vinden of ermee omgaan? Ik snapte het niet en daarom twijfelde ik. Alleen is het natuurlijk onzin van mezelf om te denken dat een autist daar niet mee zou kunnen omgaan. Als autist onderschat ik dus andere autisten, inclusief mezelf.

In de nasleep van dit verhaal blijft natuurlijk de vraag of je het moet vertellen dat je autisme hebt op het werk. Ik denk dat het bij een sollicitatie de reden is waarom men je niet zou aannemen. Niemand vertelt het dan ook bij zijn sollicitatie en zeker niet bij een sollicitatie bij een KMO die geen enkel benul heeft van hoe om te gaan met zulke mensen. En na de sollicitatie? Als ik kijk naar mezelf, dan moet ik zeggen dat ik het ook niet wil vertellen. OK, ik werkte natuurlijk al drie jaar bij het kantoor toen ik mijn diagnose kreeg. Maar nadien weet alleen 1 collega het en weet niemand anders het en zeker niet de bazen. Om mijn kansen niet verkijken of in een vakje te worden gestoken. Maar ook omdat ik mijn autisme wel nog zodanig kan camoufleren dat er enerzijds minder grotere problemen zijn en ik de andere problemen ook wel camoufleren en kan omzeilen. Telefoneren doe ik niet graag, dus stuur ik een mailtje. Tijdens de middag hoor je mij weinig iets zeggen, maar door te knikken als een ander praat, kom je ook al ver. Gewoon luisteren naar andere mensen is al een stap vooruit. Ondertussen heb ik ook al heel wat meer zelfvertrouwen gekregen en zal ik ook tijdens de uren al vaak iets zeggen. Grotendeels wel werkgerelateerd, maar ik communiceer. Ten slotte moet ook zeggen dat ik het ontzettende geluk heb om een collega te hebben waar ik mij goed bij voel en waarmee het ontzettend goed klikt.

De problemen bij de jongen waren groter dan bij mij. Het belemmerde zijn werk. Op zo’n moment mag er geen angst bestaan om te zeggen dat je autisme hebt. Ik denk dat het deel van de collega’s die zich dood ergerde aan hem, zich misschien wat zachter ging opstellen. Ik denk dat er meer begrip zou zijn voor zijn problemen en dat iedereen wel zijn deel ging doen om die problemen trachten op te lossen. Maar natuurlijk bestaat die angst wel en zwijg je natuurlijk. Helaas met een ontslag als gevolg.

Ik besef ondertussen ook hoeveel geluk ik heb om wel te kunnen functioneren in een normale arbeidssituatie. Peter Vermeulen stelt in zijn boek dat werk het belangrijkste is en ik kan dat alleen maar beamen. Vooral ook omdat ik gerespecteerd word op het werk. Ik pas natuurlijk de truc toe die mij ook doorheen de schooljaren heeft geleid. Ik stel mij bescheiden op, maar ben altijd bereid om iemand te helpen. Daarnaast werk ik ook hard en tracht ik mijn werk zo goed mogelijk te doen. En daardoor probeer ik een glijmiddel te creëren die ervoor zorgt dat er een positief beeld hangt rond mij en dat ik mij doorheen de dag kan loodsen. Voorlopig lukt dit en lukt het zelfs vrij goed. Maar ik behoed me voor de dag wanneer de zeepbel wordt doorprikt en het niet meer lukt. Ik kan dan alleen maar hopen dat er wel iemand een reddingsboei uitgooit naar mij. Iets wat ik heb nagelaten bij die ontslagen jongen. En waar ik me nu ontzettend schuldig over voel.